Ingediend op 14/06/2013 om 12.40 uur Mening van juristen
Meermaals is het betoogd dat de architectuur en de formulering van de wet onvermijdelijk tot een geleidelijke uitbreiding van haar toepassingsgebied moesten leiden; zoals alle juristen weten, heeft een juridisch systeem nu eenmaal een eigen dynamiek.
Zowel in de publieke discussie als in de praktijk ligt de klemtoon niet langer op het fysiek lijden als verantwoording voor euthanasie (hoewel de discussie op gang kwam met schrijnende voorbeelden van ondraaglijke fysieke pijn); telkens wordt ook psychisch lijden vermeld, en vaak is het de enige verantwoording. Als, zoals in de wet het geval is, "psychisch lijden" en "fysiek lijden" op dezelfde voet naast elkaar geplaatst worden als rechtvaardigingsgronden voor euthanasie, is het perfect voorspelbaar dat de beoordeling van de situatie van een patiënt een louter subjectief karakter krijgt en niet getoetst kan worden. Anders dan bij fysieke pijn kan niemand buiten de betrokkene zelf oordelen over de aanwezigheid of niet-aanwezigheid van ondraaglijk psychisch lijden; wie anders dan de patiënt zelf kan uitmaken of er psychisch lijden aanwezig is, en wie anders dan de patiënt kan zulk een lijden beoordelen?
Bovendien is het onmogelijk de gevallen af te bakenen waarin psychisch lijden al dan niet tot euthanasie aanleiding mag geven. Volgens de wet moet het fysiek of psychisch lijden het gevolg zijn van een ernstige en ongeneeslijke, door ziekte of ongeval veroorzaakte aandoening. Behalve bij agressie of zelfverwonding wordt fysiek lijden uiteraard steeds door ziekte of ongeval veroorzaakt, en daar stelt het criterium dan ook geen probleem. Maar voor psychisch lijden is de vereiste van ziekte of ongeval niet houdbaar. Waarom mag er gediscrimineerd worden tussen mensen die psychisch lijden ten gevolge van ziekte of ongeval, en mensen die psychisch even erg lijden maar niet ten gevolge van ziekte of ongeval? Heeft de Wereldgezondheidsorganisatie "gezondheid" trouwens niet gedefinieerd niet enkel als de afwezigheid van ziekte of handicap, maar als een toestand van volledige fysieke, mentale en sociale "well-being" ? Ziekte of ongeval zullen niet lang als noodzakelijke voorwaarde overeind blijven.
Een vergezochte redenering, dacht u? De juistheid en de actualiteit van deze analyse worden duidelijk aangetoond door de recente pleidooien, minder dan anderhalf jaar na de inwerkingtreding van de wet, voor een nieuwe belangrijke wetswijziging.
De dood-op-verzoeklobby (die wel degelijk bestaat) wil euthanasie nu ook mogelijk maken voor patiënten die lijden aan dementie of "zware" dementie, precies omwille van het argument dat de huidige regeling een onredelijk onderscheid maakt tussen categorieën patiënten die in aanmerking komen voor euthanasie op basis van een wilsverklaring. Een wilsverklaring (te onderscheiden van het schriftelijk verzoek tot euthanasie door een wilsbekwame patiënt) is een document dat een wilsbekwame persoon opstelt voor het geval hij in de toekomst in een toestand zou belanden waarin hij zijn wil niet meer kan uiten. Onder de huidige wetgeving is levensbeëindiging op basis van een wilsverklaring enkel toegelaten als de patiënt niet meer bij bewustzijn is, en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is. Het is tot dusver de enige categorie patiënten op wie euthanasie mag uitgevoerd worden zonder dat er noodzakelijkerwijze sprake is van fysiek of psychisch lijden. Men wil deze toelating uitbreiden tot patïënten die niet in coma verkeren, maar lijden aan dementie en in hun vroegere toestand in een wilsverklaring de wens geuit hebben om in dat geval hun leven te beëindigen.. Het gaat hier om patiënten bij bewustzijn, die een "persoonlijkheidsverandering" ondergaan hebben waardoor ze niet noodzakelijk fysiek of psychisch lijden, maar wel "anders geworden zijn", Als die situatie intreedt zullen "hulpverleners" dan zo'n persoon die "anders" geworden is van het leven mogen beroven, zonder dat die "anders geworden" persoon daarom op dat ogenblik vraagt. Ook fysiek of psychisch lijden sneuvelen dus als voorwaarde.
Als een patiënt een beroep mag doen op hulp van de gemeenschap om zijn leven te beëindigen als hij "anders" wordt, dan toch ook als hij zijn leven "moe" is en daardoor aan psychisch lijden blootstaat? Ogenblikje, er wordt ons verteld dat zulks (nog) niet kan: een "veranderd persoon" zou wel in aanmerking komen, maar een "levensmoe persoon" niet. Waarom? Ofwel ben je voorstander van individuele autonomie en zelfbeschikkingsrecht, en dan ben je coherent en ga je de hele weg, ofwel hanteer je andere standaarden. De betutteling à la carte is ongeveer de ergste die er bestaat, want de meest arbitraire. Maar wellicht gaat het opnieuw om de salamitaktiek, om een voorlopig standpunt dat ingegeven wordt door de vaststelling dat de publieke opinie nog onvoldoende rijp is. Maar als de afwijzing oprecht is wordt het pas echt een onsamenhangend boeltje.
Wie kan er vanuit het perspectief standpunt van individuele autonomie en zelfbeschikking tegen zijn dat een individu niet tot een last voor zijn omgeving wenst te worden? Is dat niet de morele reflex van de meeste mensen? Zoals er na de legalisering van abortus nog relatief weinig kinderen met het syndroom van Dow geboren worden, zou dementie wel eens zeldzaam kunnen worden door de legalisering en promotie van euthanasie op basis van een wilsverklaring. En waarom zou men ook niet aanvaarden dat een rationeel iemand instemt met een clausule in een verzekeringspolis waardoor de verzekeringspremie wordt verminderd of de uitkering bij overlijden verhoogd op voorwaarde dat de verzekerde zich vooraf akkoord verklaart met de toepassing van euthanasie, bij bepaalde ziektepatronen en vanaf een bepaalde leeftijd? Aangezien, in de gangbare optiek, een individu geen levensplicht heeft, in staat is om rationele afwegingen te maken en euthanasie losgekoppeld wordt van de stervensfase in het menselijk leven, zijn er naar mijn oordeel geen andere dan louter emotionele, irrationele redenen om daartegen gekant te zijn – nog steeds in de optiek die thans opgeld maakt. Waarom zou men wel mogen beslissen geen "andere" persoon te willen worden, ook al lijdt die niet, maar daarentegen niet mogen beslissen om nu minder kosten te dragen en van het leven te genieten, en later het leven van anderen niet te bezwaren?
Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat euthanasie losgekoppeld wordt van elke notie van pijn en lijden (in de laatste ontwikkeling zelfs psychisch lijden), zeker ook van sterven en stervensfase, met enkel nog beperkingen die niet anders dan willekeurig zullen zijn - de individuele of collectieve expressie van een gelegenheidsemotie. Euthanasie wordt "dood op bestelling" - al dan niet onder impuls van de publicitaire druk.
Om al deze redenen is het zo belangrijk dat het institutioneel pluralisme gewaarborgd blijft, dat euthanasie geen algemeen afdwingbaar patiëntenrecht wordt, en instellingen de vrijheid behouden om, zeer zeker met correcte en transparante informatie naar de patiënten toe, de toepassing van euthanasie binnen hun muren niet te aanvaarden. Daarom is het ook nodig te blijven herhalen dat euthanasie geen medische handeling is. Een verwijzingsplicht opleggen aan een arts die uit principe nooit euthanasie wenst uit te voeren kan enkel overwogen worden in instellingen die euthanasie aanvaarden.
Ook ik hecht groot belang aan de autonomie van de patiënt. Ook ik vind dat een patiënt zelf moet kunnen beslissen om een medische behandeling stop te zetten als ze geen comfort brengt en medisch futiel is en dat dit ook moet kunnen in een wilsverklaring voor het geval hij niet meer in staat is zijn wil te uiten. Zulks is een aspect van de ruimere problematiek van de medische beslissingen bij het levenseinde, waarvoor een degelijke reglementering dringend nodig is. Ik was en ben ook geen tegenstander van een wetgeving op euthanasie. Aangezien daarover in de samenleving duidelijk uiteenlopende opvattingen bestaan, en dit uiteraard een aangelegenheid is voor de wetgever en best niet aan rechtbanken wordt overgelaten, ben ik graag bereid om ook over een reglementering van euthanasie op een genuanceerde wijze mee na te denken. Ernstige mensen, van welke gezindheid ook, kunnen echter niet dulden dat een wetgeving zodanig geschreven wordt dat ze, door de ingebouwde juridische mechanismen, onvermijdelijk tot andere dan de voorgewende en aangekondigde gevolgen leidt. Evenmin dat een wet aanvaardbaar gemaakt wordt met argumenten die enkele maanden later met de rest van het huisvuil meegegeven worden. Gebeurt zoiets wetens en willens, dan is dat hoogst oneerlijk. Als het onbedoeld is, dan is het tijd om wat ernstiger te werk te gaan en naar meer aangepaste juridisch instrumenten uit te kijken. Zo moeilijk is dat niet.